Wijn in de Bijbel
Wijn in de vroege oudheid
Wie druiven plet en het vrijkomende sap opvangt, weet dat dit sap uit zichzelf gaat gisten. De van nature op de druif en in de lucht aanwezige wilde gistsoorten, zullen de suiker omzetten in alcohol. Naast een prettige druivensmaak heeft het drinken van wijn dan ook als bijwerking dat het je in een roes kan brengen. Men kan er om deze reden dan ook vanuit gaan dat er al heel vroeg in de menselijke geschiedenis wijn werd genuttigd.
Het ontstaan van wijnbouw in de vroege oudheid wordt gelokaliseerd tussen de Kaspische en de Zwarte zee. Een gebied in de vruchtbare halve maan welke zich uitstrekt van Ur in het huidige Irak, via Mesopotamië, Syrië en Israel naar Egypte. De oudste aanwijzingen van wijnteelt leiden naar vondsten van meer dan 7000 jaar geleden. Sporen van pitten, steeltjes en vlekken op resten van potten dateren uit de Nieuwe Steentijd (8000 – 4500) v. Chr. In het Zagrosgebergte (West-Iran) zijn dergelijk oude kruiken met rood- geelachtige resten en wijnsteenzuur aan de binnenkant van kruiken aangetroffen[1] [2].
Nomaden zullen ongetwijfeld wilde druiven hebben gedroogd tot rozijnen. Pas wanneer de mens op een vaste plaats ging verblijven, kon er sprake zijn van wijnbouw. De druiven en ranken vereisen immers veel verzorging. Reeds in de vroege oudheid ging men over tot het selecteren van plantenrassen. De grotere zoete druiven met veel sap kregen al snel de voorkeur boven kleinere wrange en zure vruchten. Selectie leidde ertoe dat er wijnstokken zijn ontstaan van tamme druiven.
Mogelijk was er in de oudheid dan ook sprake van het gebruik van gecultiveerde druivenrassen, naast die van de zogenaamde wilde druiven. Volgens Mc Govern in Ancient Wine zijn er vondsten van de gecultiveerde druif in het Noordelijk Jordaan-dal en ten oosten van de Dode Zee, die terug gaan tot 3500 jaar v. Chr[3]. De Vitis Vinifera sylvestris, de wijndragende druiven van het woud oftewel wilde druif, groeide ongeveer 20.000 jaar geleden ten zuidwesten van het meer van Galilea[4]. Na de ijstijd werd het klimaat er droger. De wilde druif komt in het huidige Israel daarom dan ook niet meer voor. Ze kan alleen nog in een vochtiger omgeving groeien.
Een belangrijke factor die een rol speelde bij de verspreiding van wijn was de godsdienst[5]. Binnen en buiten de godsdienst kreeg wijn culturele betekenissen. Wijn werd het symbool van dood en wedergeboorte en belichaamde in de Egyptische godsdienst het bloed van bepaalde godheden.
Ook is bekend dat er in de regio al vroeg een grote handel in wijn was. Rond 2500 v. Chr. werd er wijn voor de tempelcultus geproduceerd en uitgevoerd door de Egyptenaren. Zo waren er rondom de tempels in Egypte rond 1000 v. Chr. ongeveer 513 wijngaarden. De wijnen waren hoogstwaarschijnlijk niet lang houdbaar en werden voor consumptie met specerijen op smaak gebracht. Wijn ging echter wel steeds meer tot het normale voedingspatroon van samenlevingen behoren. Aanvankelijk vaak gedronken door de elite, behoorde wijn vanaf 1700 v. Chr. tot het normale voedingspatroon van de bovenlaag van de bevolking.
Tot 750 v. Chr. weten we weinig van de productie van Israëlitische wijn[6]. Ook is er weinig specifieke informatie over wijn uit omringende landen. Zo weten we weinig over kleur, geur, smaak, kwaliteit en alcoholgehalte. Wel is bekend dat ten tijde van Noach een hoge prioriteit wordt gegeven aan het verbouwen van wijn. Tevens vormde wijn bij de aartsvaders een essentieel onderdeel van het leven[7]. Zo werd Abram bij thuiskomst welkom geheten met brood en wijn (Gen.14:18).
Ook bij Jacob speelde wijn een belangrijke rol. Als Jacob van zijn vader een zegen verlangt, brengt hij hem niet alleen brood maar ook wijn (Gen. 27:28).
Toen het volk Israel onder leiding van Mozes het land Egypte verliet (tussen 1445 – 1260 v. Chr.) en op hun tocht het Beloofde Land verkende, moeten ze onder de indruk zijn geweest van het aanwezige fruit. De verspieders namen, om hun eigen volk te overtuigen van de rijkdom van het Beloofde Land, een wijntros mee met een omvang van mythische proporties. De tros moest vanwege het gewicht door twee mannen gedragen worden[8].
Na aankomst van het volk in het Beloofde Land werden overal wijngaarden aangeplant en bewerkt (Deut. 28:39). Het nuttigen van wijn was een dagelijks gebruik. Overvloed aan graan en most duidde op rijkdom en de geestelijke staat van het volk[9]. Wijn, de maaltijd en vreugde waren nauw aan elkaar verbonden.
(Psalm 104:15)
“Zo zal hij brood winnen uit de aarde
15 en wijn die het mensenhart verheugt,
geurige olie die het gelaat doet stralen,
ja, brood dat het mensenhart versterkt.”
Wijn in het oude Israel
Zoals eerder vermeld weten we tot 750 v. Chr. weinig van de productie van Israëlitische wijn. Er zijn vondsten van rond die periode van 63 ostraka gedaan, onder een binnenplaats van een belangrijk wijnhuis in Samaria[10]. De druiven werden geleverd door onderdanen binnen een straal van 15 kilometer rondom die plaats. Slechts 2 ingrediënten komen telkens naar voren in de beschrijvingen op de ostraka: gerijpte wijnen en koud geperste olijfolie[11].
In het boek Amos (Amos 6) is een mogelijke verwijzing te vinden naar het gebruik van deze olie en wijn door het koninklijk huis in Samaria. Lust en genot stond bij het gebruik van deze producten op de voorgrond.
“Wee jullie, zorgelozen in Sion, argelozen op de berg van Samaria, leiders van dit uitverkoren volk, tot wie de Israëlieten zich wenden… … 6 Uit grote schalen drinken jullie wijn, en met de beste olie wrijven jullie je in, maar jullie lijden er niet onder dat Jozefs volk ten onder gaat. 7 Daarom gaan jullie nu als eersten in ballingschap; het gefeest en geluier is voorbij.”
De waarschuwing wordt gegeven vanwege hun imitatie van het gedrag van de koningen van Assyrië[12] [13].
In de tempel van Jeruzalem ging men respectvoller om met wijn. Het werd vooral gebruikt bij het brengen van offers, zowel bij een vrede-offer als bij wijn-plengoffers.
“8 Wanneer je de HEER als brandoffer of vredeoffer een rund aanbiedt ter nakoming van een gelofte, 9 bied dan bij dat rund een graanoffer aan van drie tiende efa tarwebloem vermengd met een halve hin olijfolie, 10 en een wijnoffer van een halve hin wijn; zo is het een geurige gave die de HEER behaagt.”
Offerwijn voor in de tempel mocht niet van wijnvelden met kunstmatige bevloeiing afkomstig zijn. Noch van wijngaarden waar ook andere vruchtdragende gewassen gegroeid hebben dan de druivenplant alleen (Deut 22:9). Wijn die geperst werd uit ingedroogde druiven was eveneens niet bruikbaar voor het heiligdom. Ook zoete wijn, gezwavelde wijn en gekookte wijn waren onbruikbaar voor tempelgebruiken. Alleen wijn afkomstig van op de bodem groeiende wijnranken mocht bij de tempelrituelen gebruikt worden. Bemesting van deze wijngaarden was tevens uitgesloten[14] [15]. Doordat er regels werden opgesteld met betrekking tot de vinificatie, wordt aangetoond dat wijnbouw en het gebruik van wijn in offerdiensten serieus genomen werd. De priesters mochten de restanten van de wijn-plengoffers nuttigen.
Voor de festiviteiten en het dagelijks gebruik in de tempel en het koninklijk paleis waren grote hoeveelheden wijn nodig. Zo waren er in Gibeon relatief grote wijnkelders waar in potten van 40 liter in totaal 100.000 liter wijn bewaard kon worden. De kelders hadden een constante temperatuur van 18 graden celsius, zowel ‘s zomers als ’s winters, een ideale temperatuur voor wijnopslag. Bij Gibeon zijn ook vondsten van potten gedaan die hebreeuwse inscripties bevatten met daarop referenties naar wijngaarden en de producenten en de tekst ‘voor de koning’[16].
In Askelon zijn ruimtes met grotere en permanente wijnpersen gevonden. Iets wat mogelijk duidt op het bestaan van een coöperatie. Er was plek voor drie wijnpersen met platformen van 2 meter doorsnede, met daaronder kuipen die de most in elkaar lieten overlopen. In andere ruimtes zijn opgeslagen dikbuikige kruiken gevonden. Kleiballen met kleine openingen zijn in de omgeving van de kruiken aangetroffen die de halzen afsloten maar het gas bij fermentatie konden laten ontsnappen[17]. Tevens zijn in Askelon vele potscherven gevonden met daarop geschreven: ‘rode wijn en sterke drank’[18]. Een logische gevolgtrekking hieruit zou kunnen zijn dat er rode en witte wijn is geproduceerd. Als er alleen rode of witte wijn was zou de aanduiding ‘rood’ op de pot ook niet nodig zijn geweest.
Ook in Lachish, in het binnenland van Judea, is een wijnvat ontdekt met een inscriptie in vroeg semitisch schrift: “wijn gemaakt van zwarte druiven”[19]. Hoogstwaarschijnlijk gaat het hier om een donkere wijn. Om dit te kunnen bereiken waren er verschillende productiemogelijkheden. De druiven konden in de wijngaard worden gedroogd, waardoor ze een donkere kleur kregen, door ze uit te spreiden op matten in de zon. Hierdoor werd de suiker geconcentreerd en ontstond er erg zoete wijn of wijn met een hoog alcoholpercentage. Ook zijn er inscripties: ‘gerookte wijn en donkere wijn’ gevonden. Dit kan wijzen op een productieproces waarbij de wijn boven een vuur werd ingekookt tot siroop welke werd toegevoegd aan andere most, die op deze manier zwaarder en donkerder werd gemaakt. Zo is er een vat gevonden in Hebron (700 v. Chr.) met daarop de tekst Hebreeuws/ Arabische tekst “kohl”. Kohl stond in de oudheid ook voor diep rode oogschaduw[20].
Sommige wijnen waren zo sterk en zwaar gekleurd dat deze in sommige gevallen werd verdund met water[21]. Ammonitische wijn uit het centrale deel van de hoogvlakte voorbij de Jordaan, was zo’n zware wijn. Hij stond er om bekend dat deze zo sterk was dat hij het lichaam aanzette tot zonde[22].
In het O.T. was de vermenging van wijn voor tempelactitviteiten echter onwenselijk, hier staat het symbool voor geestelijke ontucht (Jes. 1: 21 en 22).
Geografische aanduidingen
Het is onbekend van welke druivensoorten de wijnen afkomstig waren die werden gedronken door de inwoners van het Heilige Land. Men gaat uit van 150 soorten die werden gebruikt voor wijnproductie in de antieke wereld[23].
In Israel en het oude Midden-Oosten was herkomstaanduiding van wijnen gebruikelijk, niet de vermelding van het druivenras. Wel wordt in de Bijbel onderscheid gemaakt tussen edele druivensoorten (Jes. 5:2) en wrange druivensoorten (Jes 5:4) (mogelijk de Vitis Orientalis) deze werd ook wel de verwilderde druivenrank genoemd (Jer. 2:21).
Sarek en Sorek zijn benoemingen van edele druivensoorten die geschikt waren voor wijnproductie[24] [25] [26]. De term Sarek komt voor in Jes. 5:2 en Jer. 2:20.
“Ik heb je geplant als een edele druif, een prachtige stek,
maar wat ben je geworden? Een verwilderde wijnstok, woekerende ranken!”
Sorek wordt gebruikt in Jesaja 16.
“Aan een wijnstok bindt hij zijn ezel,
aan een wingerd het jong van zijn ezelin,
in wijn wast hij zijn gewaad,
in druivenbloed zijn bovenkleed.
12 Zijn ogen fonkelen door de wijn,
zijn tanden zijn wit van de melk.”
In tegenstelling tot het huidige gebruik van het beschrijven van druivensoorten in de wijn, werd er in de oudheid gebruik gemaakt van geografische aanduidingen.
De oude wijnbouwgebieden zijn grotendeels gelijk gebleven in vergelijking tot de moderne wijnbouwgebieden in die regio[27]. Zo kent het Oude Testament de herkomst gebieden Hesbon, Sibma (Jes. 16:7-10), Helbon (Ez 27:18), Libanon (Hos. 14:8), En-Gedi (Hoogl. 1:14), Usal (Mesopotamie), En gedi, Timna (Recht. 14:5), Samaria, Sichem (Nablus), Silo, Baäl Hamon tussen Tyrus en Akko, en overal in kleine tuinen en parken, van Libanon tot Negev[28].
De wijnen uit de wijngaarden van Libanon, Izalla, Helbon en Usal waren van zeer goede kwaliteit. Zelfs zo goed dat ze geëxporteerd werden vanuit Aleppo en Damascus naar Babylonië. Ze werden gedronken door de Perzische koningen (Hos. 14:8) [29].
Ondanks dat het land eigenlijk te zuidelijk ligt voor wijnbouw, voelde de druivenstok zich zeer goed thuis op de vette grond en de zuidelijk gelegen heuvels van de bergen Samaria, Hermon en de Berg Karmel[30].
Er wordt vanuit gegaan dat er meer wijnbouw in Judea aanwezig was dan in Galilea alleen. De inwoners van Galilea waren zeer bekend met wijn, ze konden onderscheiden welke grond geschikt was voor wijnbouw[31]. De vele zonuren, de bevloeiing door regen en bronwater, de vochtige zeelucht, de rijkelijke dauw en de niet al te grote hitte, maakten een wijncultuur mogelijk.
Wil een druivenrank echter goede wijn voortbrengen dan gaat er veel verzorging en voorbereiding aan vooraf. Zo ook in het oude Israel.
Uit veel oude bronnen zoals bijvoorbeeld van de Romein Porcius Cato (234 – 149), in zijn Agricultura worden de vele aspecten van het boeren leven beschreven. Ook wordt duidelijk hoe wijnen werden geproduceerd en welke voorwaarden werden gesteld aan een wijngaard. Ook onder de Bijbelschrijvers was, zoals eerder genoemd, veel kennis over wijn en de verzorging van de wijngaard aanwezig.
Verzorging en aanleg van wijngaard.
Wil een wijn een kwaliteitswijn worden, dan bepaalt grofweg gezegd de mate van rijpheid en de afwezigheid van druivenziekten en schimmels in de oogst in eerste instantie de kwaliteit van de wijn. Ook handelingen die de wijn na de vergisting ondergaat, zoals rijpen en klaren, hebben in meer of mindere mate invloed op het karakter van de wijn. Verder bepalen het klimaat, het aantal zonuren, de hoeveelheid neerslag, de bodem met haar voedingstoffen, de waterhuishouding en de wijze van bereiding van de wijn of er een kwaliteitswijn ontstaat[32].
Bij zowel de profetieën van Jesaja als in de evangeliën zijn verwijzingen te vinden naar hoe toentertijd een wijngaard werd aangelegd en onderhouden. Zowel bij de vertellers als bij de toehoorders moeten het herkenbare verwijzingen zijn geweest naar de gebruiken van het dagelijks leven.
Jesaja 5 "Voor mijn geliefde wil ik zingen
het lied van mijn lief en zijn wijngaard.
Mijn geliefde had een wijngaard,
gelegen op vruchtbare grond.
Hij bewerkte de grond, haalde de stenen eruit
en plantte een edele druivensoort.
Hij bouwde er een wachttoren,
hakte ook een perskuip uit.
Ik ruk de doornhaag uit en breek de muur af,
zodat hij verbrand en vertrapt kan worden.
Ik zal hem laten verwilderen,
er wordt niet meer gesnoeid, niet meer gewied,
dorens en distels schieten er op.
De wolken zal ik opdragen
geen regen op hem te laten vallen."
Wie een goede wijn wil produceren heeft eerst veel werk te verzetten.
Allereerst werd er een goede locatie uitgezocht voor een wijngaard. De bodem werd hiertoe grondig onderzocht. Een wijngaard was het liefst gelegen op vruchtbare grond op zuidelijk gelegen hellingen. Wijngaarden werden niet gepland op akkers met grote rotsblokken onder het oppervlak. Met ploegen en hakbijlen werden de grootste keien verwijderd.
Een hoge ligging had de voorkeur, omdat het voordeel was dat men een goed uitzicht had op de omgeving en dat het in de wijngaard koeler was[33].
Om de wijngaard en de oogst te beschermen tegen dieven en aanvraat door dieren van buitenaf, was er een stenen omheining van 1 a 2 meter hoogte, welke met een doornhaag was bedekt of met een cactushaag was omgeven[34]. Vervolgens werden er in de toekomstige wijngaard terrassen aangelegd om het wegspoelen van de vruchtbare grond tegen te gaan[35]. Tussen de muren van de wijngaarden liepen vaak smalle paden (Num 22:24).
In het midden van de wijngaard was een wachttoren aanwezig, die bestond uit een verhoging van 5 tot 6 meter hoogte. De toren was niet alleen bedoeld als wachttoren om de oogst te beschermen. Het was waarschijnlijk ook een verblijf waar boeren meerdere maanden van het jaar en mogelijk zelfs continu verbleven. Rondom de toren was er vaak nog een omheinde ruimte waarin het vee tijdens de nacht werd ondergebracht. Op de toren boden matten en takken van loofhout bescherming tegen de hitte. Van hieruit werd de wijngaard bewaakt, er werd gegeten en overnacht.
In de jonge wijngaard werden de edele druivensoorten geplant[36]. Onkruid zoals distels en dorens werden verwijderd en verder moest men voor wormen en sprinkhanen behoedzaam zijn (Jes. 5:6, Amos 4:9, Joel 7:10).
Dan was er gedurende het jaar nog het reguliere onderhoud aan de wijngaard. Er moest worden gesnoeid, gewied en begoten met water. Mogelijk vond het snoeien meerdere keren per jaar plaats. Allereerst een ruwe besnoeiing direct na de oogst en een nauwkeurige besnoeiing in tijdens de winter omstreeks februari. Met een scherp mes werd de plant teruggesnoeid, hieruit zouden de nieuwe spruiten voortkomen. Op de plekken waar de plant gesnoeid is komen de levenssappen naar buiten. Er ontstaan knoppen die uitlopen[37]. De kwetsbare uitlopers waren ook hier net als in de huidige wijnteelt het geval is gevoelig voor vorst.
Gedurende de maanden van groei werden ongewenste uitlopers en bladeren weggenomen. Alle energie van de plant moest zijn gericht op de gewenste uitlopers (Joh. 15:1). In het sabbatsjaar, wanneer er niet gesnoeid mocht worden, kon de wijnstok ondersteund worden zodat hij niet zou bezwijken onder de zware last[38].
Het snoeien was een secuur werk. Er moesten niet teveel bladeren worden weggesneden. Na de maand juni vielen de bloemblaadjes af en in juli ontstonden de kleine, kwetsbare, saploze druiven. Een te grote zomerhitte liet de druiven verschrompelen[39]. Hagel kon de druiven vernietigen (Ps. 78:47).
Een harde Oostenwind met bijbehorende zandstormen kon de druiven beschadigen (Ez. 17:10). Ook hiervoor was een goede bladcultuur noodzakelijk. De snoeiwijze kon bepalend zijn voor de bescherming tegen beschadiging door zandstormen en oververhitting van de druif. Ook in het middellandse zeegebied was men zich ervan bewust dat een teveel aan blad de energie en smaak van de druif verloren kon doen laten gaan. Te weinig blad kon vooral de jonge druiven kwetsbaar maken[40].
Gewoonlijk liet men in Israel de druivenranken op 3 manieren groeien. Ten eerste: de wijze waarop men een druivenrank zich als een lage plant over de bodem van de wijngaard liet uitstrekken (Jes. 16:8). De Vitis Prostrata.
Ten tweede: druivenranken die men in bomen liet groeien. De Vitis Arbustiva. De druif groeide soms in hoge bomen (ceders). Tevens werd hij van vruchtboom naar vruchtboom geleid[41].
Ps. 80:9-12
“U hebt een wijnstok uitgegraven in Egypte,
en volken verdreven om hem te planten.
10 U gaf hem een ruime plek,
hij schoot wortel en vulde het land. (Vitis Prostrata)
11 De bergen werden bedekt door zijn schaduw,
de machtige ceders door zijn twijgen, (Vitis Arbustiva)
12 hij strekte zijn takken uit tot de zee,
tot aan de Grote Rivier zijn ranken.
En tenslotte druiven welke groeiden in een pergola[42] [43] [44]. In de oud testamentische periode waren dit staande stokken of palen waar men onder kon zitten.
Het wieden van de wijngaard vond waarschijnlijk plaats volgens een methode die tegenwoordig misschien biologisch dynamische wijnteelt zou worden genoemd. De bodem tussen de wijnstokken werd dan net als bij de Romeinse wijnbouw ingezaaid met bloemgewassen zoals lupine, luzerne en klaver[45]. Na de bloei werden deze ondergespit. De vitaliteit van de bodem werd hierdoor versterkt. Slechts de schadelijke dorens en distels werden verwijderd. Tevens was het gebruikelijk om de wijngaarden te laten begrazen door vee (Ex 22:4).
Daarnaast was er het belang van het bewateren van de wijngaard. Het gevaar van droogte en daardoor een te kleine oogst lag op de loer (Ez. 19: 12). Een goede wijngaard was daarom aan water gelegen (Jes. 27:3 en Ez. 17:8). De situatie in Israel was vergelijkbaar met die in de huidige hete wijnbouwgebieden. Er was grote behoefte aan water in een woestijnklimaat. Langdurige hitte kon de oogst vernietigen. In droge tijden werd wijn dan een exclusief product. Kanalisering van wijngaarden was toegestaan. Vooral jonge planten werden in hete periodes regelmatig begoten[46].
Naast de tempel voorschriften waren er algemene regels voor de wijnbouw[47].
Indien een wijnboer moest dienen in een oorlog mocht hij bij de start van de pluk terugkeren naar zijn wijngaard (Deut. 20:56). Ten tijde van de oogst moesten voorbijgaande reizigers helpen bij de pluk[48]. Ook het treden van de druiven werd gezamenlijk gedaan (Jes. 63:3).
Er waren regels voor schade aangebracht door derden (Ex. 22:4) en de napluk was voor armen, vreemden, wezen en weduwen (Dt 24:21).
Tevens hadden wijnboeren de gewoonte om een dankoffer te vormen van de eerst geoogste druiven[49].
Oogst en bereiding
Van begin september tot begin oktober vond de oogst plaats. De pluk kon van start gaan zodra de druiven kwalitatief in orde waren bevonden om geoogst te worden[50]. Ook in Bijbelse tijden waren er verschillende aanduidingen van rijpheid bij de druiven. Zo waren er druiven ter grootte van witte tuinbonen, die als onrijp werden beschouwd, volle rijpe druiven en overrijpe ingedroogde druiven.
De verschillende aanduidingen van rijpheid van de druiven wijzen op verschillende manieren van oogsten en wijnbereiding[51]. Dit betekent dat wijnmakers in de oudheid ook al keuzes maakten om de smaak of het karakter van de wijn te bepalen.
De geoogste druiven werden op een centraal punt in de wijngaard getreden. De beschadigde druiven werden niet weggegooid maar opgegeten. De halfzure niet gerijpte druiven werden ook gegeten, meestal bij brood.
In veel gevallen zal er een treedbak en een opvangbak voor de most in de wijngaard aanwezig zijn geweest. Twee rechthoekige bakken uitgehouwen in de rotsen, waarbij er één hoger gelegen was, werden met elkaar verbonden middels een goot. In de bovengelegen grootste bak werden de druiven getreden. Na het treden liep de most over in de tweede, lager gelegen rechthoekige bak van waaruit de wijn werd opgevangen in kuipen waarin deze gedurende 4 tot 7 dagen gistte[52]. De gisting vond in veel gevallen plaats in de openlucht[53]. Kleine wijngaarden zullen hoogstwaarschijnlijk treedbakken gedeeld hebben[54].
Het sap dat vrijkwam uit het treden was vaak van betere kwaliteit dan de wijn uit de wijnpersen. De getreden most bevatte minder ongerechtigheden dan uit een wijnpers en was daardoor na gisting langer houdbaar[55]. De most werd na de gisting bewaard in zakken of kruiken. Voor de definitieve opslag werd ze in veel gevallen overgeheveld en door een zeef gegoten waardoor ze werd ontdaan van schillen en pitten. De kruiken met de jonge wijn werden geschud waardoor de smaak van gist zou verdwijnen. Tenslotte werd de wijn overgegoten in een fust, kruik of in huiden om te worden bewaard. Overigens mocht volgens de Joodse spijswetten wijn die nog niet was uitgegist ook nog niet gedronken worden. Na twee tot vier maanden was de wijn klaar voor consumptie[56].
In veel gevallen liet men de wijn op een gedeelte van de eigen droesem liggen en werd ze pas gezeefd vlak voor het gebruik (Jer. 48:11).
Voor het maken van een goede wijn zijn in buiten-bijbelse bronnen vele adviezen te vinden[57]. Ten eerste moest men letten op de goede kwaliteit van de druiven. Ook was het zaak de druiven direct na de oogst te treden. Na de gisting zou de wijn op een juiste manier bewaard moeten worden, de vaten mochten niet te groot of te klein zijn. Ook werd geadviseerd om bij de gisting in een vat deze voor tweederde af te vullen.
Wanneer de gisting was voltooid en de wijnen konden worden opgeslagen, werd het vat op twee handdiktes na volledig afgevuld, zodat zich nog allerlei aroma’s konden ontwikkelen.
Het bewaren van wijn in leren zakken vond plaats om een langere houdbaarheid te bewerkstelligen. Het gelooide leer gaf de wijn extra tannines. Dit is een stof die van nature voorkomt in de pitten en de schil van rode druiven, waardoor rode wijn een langere houdbaarheid, meer kracht en een wranger karakter krijgt (Jozua 9 : 13).
Naast het bewáren van wijn in huiden wordt er in verschillende bronnen vanuit gegaan dat huiden tevens de functie hadden om wijn in te laten gisten.
Het is de vraag in hoeverre de gisting in dergelijke zakken plaats vond. Sommige Griekse wijnen gistten in geitenhuiden. Deze werden niet helemaal gevuld, zodat er ruimte was voor het gas dat tijdens gisting ontstond. De eerste fermentatie vond in open kuipen plaats, waarna de wijn al snel werd overgeheveld in zakken en dergelijke. Mogelijk dat bij het overhevelen voor de definitieve opslag de wijn nog gistrestanten bevatte. Onder invloed van hitte kan het zo zijn dat de wijn verder gistte en de gassen de lederen zak onder spanning zette (Job 32: 18).
Tenslotte werd voor thuisgebruik de wijn langer houdbaar gemaakt door een laagje olie in hals van een fust te gieten. Hierdoor werd de wijn afgesloten van zuurstof. De wijnen die bestemd waren voor de koning ondergingen deze kunstgrepen niet, voor het koningshuis was een kwalitatief goede wijnkelder beschikbaar. Het in de hand houden van de temperatuur tijdens de gisting en de opslag in de kelder was voor het produceren van een goede wijn van groot belang. Zo is bekend dat de wijnkelders van koning Salomo een constante temperatuur van 18˚C hadden, die zelfs in de heetste zomers niet veranderde. Wijnen van goede kwaliteit voor het koninklijk huis konden dus worden gegarandeerd (1 Kronieken 27:27) [58].
Veel wijn zal tijdens de opslag zijn omgevormd tot azijn. Het was dan ook gebruikelijk om de wijn drie maal per jaar te proeven om te constateren of dit reeds het geval was. Mocht de wijn zuur zijn geworden, dan werd deze niet weggegooid, maar vermengd met water en alsnog geconsumeerd[59].
Smaak en karakter van de wijn
In het oude midden oosten was men ook al bekend met de twee typen wijn zoals wij die vandaag de dag kennen, rode en witte wijn. Dat er in kleur hierop allerlei varianten mogelijk zijn zoals bijvoorbeeld bleekwit, strowit en goudwit moge duidelijk zijn. Ook bij rode wijnen zijn kleurvariaties mogelijk van zeer donker bijna zwart gekleurde wijnen tot lichte rosé wijnen.
In Israel dronk men vooral rode wijn[60] [61]. Rood wordt een wijn als de schil van een blauwe druif na het persen niet wordt verwijderd en op de most blijft liggen[62].
De restanten van de schillen werden vaak niet weggefilterd. Een wijn kan ook rood worden van druiven met rood sap. In bijna alle gevallen is het sap van een druif echter blank.
In het oude Israel werden de druiven in een perskuip getreden. Dit betekent dat in de meeste gevallen bij het treden de schillen aanwezig bleven in de most en er dus rode getinte wijn ontstond.
Rode wijn werd als symbool van bloed gezien. Als een voedingsmiddel rood als bloed was ging men toentertijd uit van een stimulerende werking[63]. Wijn wordt in de Bijbel ook wel druivenbloed genoemd (Gen. 49:11, Jes. 63:2). Met het woord bloed kan tevens ook blank of rood plantensap of olie worden aangeduid[64].
Dit betekent niet dat alle wijn in de Bijbel persé rood was. Alhoewel witte wijn niet wordt benoemd in de Bijbel, zullen er ongetwijfeld naast blauwe druiven ook witte druiven aangeplant zijn geweest. Het grootste deel van de wijnen in oude wereld was echter rood omdat de schillen mee fermenteerden[65]. Al bij afbeeldingen van de Egyptenaren zijn druiven bijna altijd zwart, het druivensap en de wijn zijn in rood of donker afgebeeld.
Het merendeel van de wijnen in Israel bestond uit rode wijnen. In de oudheid worden ook zwarte, witte en mosterd kleurige wijn genoemd[66]. Deze laatste twee waren vaak van mindere kwaliteit[67].
Het is enigszins gissen hoe de smaak van wijn zal zijn geweest. Het is in ieder geval duidelijk dat wijn van toen anders gesmaakt moet hebben dan de moderne wijnen. Allereerst is de smaak aan mode onderhevig. Ook in de oudheid zullen er in het Middellandse Zeegebied, hoewel minder snel aan verandering onderhevig, wijntrends geweest zijn. Wijndrinkers zullen zich bewust zijn geweest van geuren, kleuren en smaken van de wijn. Het huidige wijnvocabulaire was hen echter onbekend. Een wijn werd beoordeeld op kleur en alcoholpercentage: hoe dieper de kleur en hoe hoger het percentage hoe beter de beoordeling[68] [69].
Sommige wijnen werden alom gewaardeerd. Vooral bij de witte zoete wijnen uit Griekenland en Italië was dit het geval. De Griekse en Romeinse wijnmakers hadden in de eeuwen rond het begin van de jaartelling een leidende positie. Zij waren het die, hoewel slechts op kleine schaal, de beste zoete en witte wijnen maakten. Italië en Griekenland hadden een grotere productie en hogere kwaliteit dan de overige landen rondom Middelandse zee. Het klimaat was er beter dan in landen als Israel en Egypte waar het vaak te warm was voor kwaliteitswijnbouw. De Griekse wijnen waren vanaf de vijfde eeuw v. Chr. dan ook voorbeeldwijnen voor de rest van de wijnwereld[70].
Rond de vijfde eeuw v. Chr. groeide de vraag naar wijnen van Griekse eilanden. Wijnen van Thasos, Lesbos en Chios stonden in hoog aanzien.
De allerbeste witte wijn uit Griekenland werd gemaakt middels een speciaal procedé. Van de allerbeste en zoetste druiven werd een druivenpulp gemaakt zonder het intensief te persen of te treden. De wijnmaker hield de pulp apart in manden of vaatjes en hij liet het sap aflopen. Dit zuiverste sap is het zoetst en heeft als kenmerk dat het zeer langzaam gistte. Het gistingsproces kon jaren duren. Een productieproces dat nog steeds te gebruikelijk is bij de Tokay-eszencia wijnen uit Hongarije. Deze zeer zoete stroperige wijnen, welke zeer lang houdbaar waren, werden gezien als de absolute top.
Uit de archieven van Appianus blijkt dat vele landgoederen in de wijde regio de zoete witte wijn uit Griekenland probeerden te imiteren. Amfora’s met zegels gevonden in Israel maken duidelijk dat er wijnen werden geïmporteerd uit Rhodos, Knidos, Chios, Kos en andere Griekse wijnbouwgebieden.
Zoete wijnen werden over het algemeen hoog gewaardeerd. Als een wijn echter geen restzoet bezat, werd deze in bepaalde gevallen aangezoet met bijvoorbeeld honing of een siroop[71]. Soms zelfs in die mate dat er een wijn werd gemaakt waarbij de helft van de wijn bestond uit honing[72]. Ook werd in veel gevallen de most gekookt. Na het inkoken van de wijn werd deze door de toevoeging van loodsuiker nog zoeter van smaak. Dit leidde zoals later bleek tot ernstige loodvergiftiging[73].
Een ander verschijnsel was het drogen van druiven na de pluk. Hierdoor werd het suikergehalte vergroot waardoor de wijn een hoger alcohol percentage kreeg. De Grieken en Romeinen deden dit door de druiven na de oogst een week op matten van stro in de zon te laten liggen.
De Kretenzers draaiden de trossen een kwartslag aan de struik zodra ze rijp waren, zodat de trossen geen vocht meer kregen toegediend en de druiven verschrompelden. Zodoende steeg het suikergehalte.
Vergilius adviseerde druiven te laten hangen tot na de eerste vorst. Dit is mogelijk een voorloper op de huidige bekende ijswijn waarbij het sap geconcentreerder is dan bij de normale oogst.
De hoogte van het alcoholpercentage van de wijnen zal net als in het heden per druivensoort en bereiding verschillen. Het toevoegen van ander gedroogd fruit aan de most kwam ook voor. Zo kon door de toevoeging van dadels die meer suiker bevatten dan druiven, het alcoholpercentage al snel hoog oplopen. Hierdoor werd een dergelijke wijn in de oudheid al snel als een sterke drank beschouwd. Als er in de Tenach van wijn of sterke drank met een hoog alcohol gehalte wordt gesproken, dan kan dit maximaal 18% alc. zijn geweest[74].
Cato adviseerde tijdens de fermentatie battonage, hierbij werd gedurende 30 dagen de binnenkant van de kruiken schoongeveegd met een iepentwijg. Doordat de wijn in contact bleef met het bezinksel ontstond door deze methode zwaardere, donkere, tanninerijke wijn[75]. Deze productiemethode is mogelijk te herkennen in de smaaktypering van wijn in een tekst van Jesaja (Jes. 25:6) waar een verheerlijking is te vinden over de belegen, pure en rijpe wijnen. Een smaakvoorkeur van de 6e eeuw voor Christus welke tot in het mishna-tijdperk aanwezig bleef.
Vanwege het aanwezige bezinksel werden deze belegen wijnen door een rietje gedronken of aan tafel door een zeef van wilgentakken gegoten[76].
Plinius adviseerde de Thasos methode waarbij de druiven vijf dagen in de zon werden gedroogd en daarna in een mengsel van gekookt druivensap en zout water werden ondergedompeld en uitgeperst. In veel geschriften, onder andere die van Cato, is terug te vinden dat er regelmatig zeewater aan de most werd toegevoegd om ‘de zoetheid van wijn te verlevendigen’[77]. Mogelijk dat deze zilte toevoeging gezien kan worden als een smaakversterker. Hierdoor werden de zuren in de wijn benadrukt en in evenwicht gebracht met de plompe zoetheid[78].
Sommige wijnen waren, zoals eerder vermeld, zo sterk en zwaar gekleurd dat deze mogelijk werden versneden met water. Zo was de verhouding water en wijn 1: 2 bij de Romeinen heel gewoon, maar ook bij Joodse gelovigen wel gebruikelijk (2 Makk. 15:39)[79].
In het Oude Testament. kon de vermenging met water ook symbool staan voor geestelijke ontucht (Jes. 1: 21 en 22).
Verder was er gemengde of gekruide wijn (Hoogl. 7:3). Er waren voor de gemengde wijnen vele regionale recepten en smaakvarianten[80].
Veel wijnen werden voor gebruik of reeds in het bewaarvat gemengd met mirre, wierook, granaatappel, appels, saffraan en kaneel[81].
Wijn gemengd met mirre kon worden gebruikt als een drug, het had bedwelmende en verdovende eigenschappen[82]. Jezus was bekend met kruiden vermengde wijnen maar weigerde deze wijn aan het kruis (Matth. 27:34 + Markus 15:23).
Aan de meeste eenvoudige wijnen werden kruiden zoals thijm en lavendel toegevoegd om het beginnende bederf te maskeren. Ook werd er soms hars toegevoegd om de wijn te conserveren en zeewater om de zuren te benadrukken. Sommige wijn had de geur en smaak van pek die werd gebruikt bij de afdichting van de vaten.
Dalmann geeft een opsomming van de verschillende wijnvormen in het Middellandse zeegebied rond het begin van onze jaartelling. Hij onderscheidt: oude wijn, jonge wijn, wijn ontstaan uit most waaraan oudere wijn of ingedroogde druiven werden toegevoegd, de zogenaamde resiotto, ripasso of amarone methoden, gerookte wijn, gekookte wijn (de most werd gekookt, ingedikt en toegevoegd aan andere gistende most), gekruide wijn, honing wijn, zoete wijn, wijn met water, wijn met azijn, wijn met kruiden en wijn met gedroogde druiven[83].
De eenvoudige wijnen werden tijdens het eerste jaar gedronken, de beste wijnen waren wel 20 tot 30 jaar houdbaar[84].
De nieuwe, net geperste wijn werd tirosh genoemd. Een drinkbare jonge wijn, de yayin was een wijn tot maximaal 1 jaar oud. De Yayin meyushshan was een kwaliteitswijn die zeker 3 jaar was gelagerd[85]. Oudere wijnen werden meer gewaardeerd dan jongere wijnen. “Niemand die oude wijn heeft gedronken verlangt naar jonge wijn” (Lukas 5 : 39).
Om witte wijnen lang houdbaar te maken werden de beste wijnen in goed afgesloten vaten in de volle zon op het dak gelegd. De inhoud van de vaten reduceerde hierdoor tot tweederde van de oorspronkelijke hoeveelheid. Hierdoor ontstond een gemaderiseerde wijn met een geconcentreerde smaak waarbij het volle zoete karakter nog meer werd benadrukt. De heldere wijn was amberkleurig[86] [87].
[1] Zo zijn er zes kruiken van negen liter met bijpassende afsluiter gevonden onder vloer van huis uit ca. 5000 v. Chr. in Hajji Firuz Tepe (in het noorden van Zagrosgebergte). In: P.E. Mc Govern, Ancient Wine. The search for the origins of viniculture, New Jersey 2003, pp. 65 - 70
[2] Naast boven genoemde resten zijn ook sporen van hars (conserveringsmiddel), met goed passende afsluiters gevonden. In: Mc Govern, Ancient Wine, New Jersey 2003, pp. 70 - 72
[3] Mc Govern, Ancient Wine, the search for the origins of viniculture, New Jersey 2003, pp. 210-213
[4] De twee huizige, hemafrodiete rassen. P.E. Mc Govern, The origins and ancient history of wine, Amsterdam, 1996, p. 43
[5] Phillips, Een kleine geschiedenis van wijn, Amsterdam 2001, p. 33
[6] Mc Govern, Ancient wine, p. 228
[7] Guthermuth, Der Wein und die Bibel, p. 9
[8] Volgens verschillende uitleggers is dit verhaal realistisch. De meeste druiventrossen zijn inderdaad niet zo groot, er is echter nu nog 1 uitzondering en dat is de Nahar Escol druif. De tros van deze wijnplant kan tot 60 cm groot worden. Er zullen twee personen nodig zijn om over een grote afstand, zo’n grote tros met stam te dragen, in: Blaschke, Lebenswasser,Wein in der Bibel, Augsburg 2010, pp.15- 20
[9] Dalmann, Arbeit und Sitte, p.388
[10] Potscherven met inkt beschreven
[11] Mc Govern, Ancient wine, p. 228
[12] Mc Govern, Ancient Wine, p. 228
[13] In Nimrud zijn bronzen wijnschalen gevonden met daarop inscripties van West-Semitische namen. Het kan zijn dat deze schalen toebehoorden aan de Marzeach groep aldaar. Mogelijk dat er in Nimrud en Samaria aan elkaar verwante Marzeach instellingen bestonden waaraan Jeremia refereerde (Jer. 16:5-8). Het Marzeach feest werd gehouden om via het offeren van wijn in contact te treden met overledenen in het dodenrijk. Het feest kende occulte praktijken, het was binnen de Israelitsche religie omstreden om met dergelijke activiteiten bezig te zijn. McGovern, Ancient Wine, p.230
[14] Zapletal, Der Wein in der Bibel, p. 34
[15] Dalman, Arbeit und Sitte, p. 330
[16] Mc Govern, Ancient Wine, p. 232
[17] Mc Govern, Ancient Wine, p. 232 - 233
[18] Mc Govern, Ancient Wine, p. 235
[19] Mc Govern, Ancient Wine, p. 234
[20] Mc Govern, Ancient Wine, p. 235 Kohl
[21] A.C. Schultz, ‘Wine and strong drink’, in: M.C. Tenney (ed), The Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible, vol. 5, Michigan, 1980 p. 935
[22] Mc Govern, Ancient Wine, p. 233 - 236
[23] Guthermuth, Der Wein und die Bibel, p. 13
[24] Bittliner, Wein und Weinbau in der Bibel, p. 37
[25] In de Hebreeuwse Bijbel is śōrēq een zeldzaam woord; het komt verder alleen nog voor in Jeremia 2:21, waar het in de Septuaginta is vertaald als ampelon karpophoron, ‘vruchtbare wijnstok’. In Jesaja 16:8 is bovendien het verwante woord śerūqqêhā te vinden, dat in de Septuaginta is weergegeven als tas ampelous autês, ‘haar wijnstokken’. In Jesaja 5:2 geeft de Septuaginta als vertaling van śōrēq echter een doublet: ampelon sōrêch. Misschien vonden de vertalers de algemene vertaling ampelos, ‘wijnstok’, te weinig specifiek en hebben zij daarom deze zeldzame Hebreeuwse term aan hun Griekse tekst toegevoegd.
In: De wijnstok sorec en het gebruik van Hebreeuwse woorden in het vroege christendom door R. Roukema. http://www.riemerroukema.nl/Publicaties_Artikelen_files/De%20wijnstok%20sorec.pdf (d.d. 20 oktober 2011)
[26] Dalman, Arbeit und Sitte, p. 320
[27] Blaschke, Lebenswasser, pp.30 – 36.
[28] Müller, ‘Wein’, in: Görg & Lang (red.), Neues Bibel – Lexikon, Lieferung 11, Neues Bible-Lexikon Benziger 1988 – 2001, pp. 1072-1073
[29] Younger, Gods, men and wine, Ohio 1966, p. 69
[30] het hebreeuwse woord voor Karmel is wijngaard
[31] Goor, Geschichte des Weines, p. 8 schrijft over de Talmud Babylonien Shabat 85, 75 als bron waaruit blijkt dat de bewoners de juiste kennis hadden om te bepalen welke grond geschikt was om druiven te verbouwen.
[32] Horstink, ‘Vinificatie III’, in: Leerboek wijnacademie, Rotterdam 2005, p. 6-3.
[33] Dalman, Arbeit und Sitte, p. 319
[34] Zapletal,Der Wein in der Bibel, p. 24, vergelijk ook Hooglied 2:15
[35] Zapletal, Der Wein in der Bibel, p. 26
[36] De prijs van een wijnstok was ca. 1 sjekel Hooglied 8:11 = 1 euro (Jes. 7:23). Zapletal, Der Wein in der Bibel, p. 26
[37] Klosse, Aan de slag met wijn, leermiddelenserie voor het gastheerschap, Zoetermeer 2005, p 40
[38] Dalman, Arbeit und Sitte, p. 332
[39] Dalman, Arbeit und Sitte p. 294
[40] Vergelijk de vele wijnboeren die kwaliteitswijnen produceren en nog steeds met exacte aantallen bladeren per druiventros werken. (7 tot 14 per tros)
[41] Dalmann, Arbeit und Sitte, p. 329
[42] Bittlinger, Wein und Weinbau in der Bibel, p. 13
[43] K. RU., ‘Die Erziehung der Rebe’ in: H. Cancik et al.,Der neue Pauly. Enzyklopädie der Antike, vol. 12/2 Ven-Z, Stuttgart etc, 1996-2003, p.431
[44] Guthermuth, Der Wein und die Bibel, p. 15
[45] Klosse, Aan de slag met wijn, p. 30
[46] Goor, Geschichte des Weines, im Heiligen Land, p. 7, ontdekte in Moed Katan I,1 dat er inderdaad bevloeiing van wijnranken plaats vond.
[47] Guthermuth, Der Wein und der Bibel, pp. 11 - 12.
[48] Schultz, ‘Wine and strong drink’, p. 936
[49] Goor, Geschichte des Weines, p. 7, citeert de Mishna, Bikurim III, 3 waarin de gewoonte wordt beschreven om de eerste wijndruiven naar de tempel te brengen.
[50] Goor, Geschichte des Weines, p.7: de druivenoogst vond plaats in september/ oktober (Shviit IV, 15)
[51] Dalman, Arbeit und Sitte, p. 303
[52] Schultz, ‘Wine and strong drink’, p. 938
[53] Blaschke, Lebenswasser, p. 50
[54] Blaschke, Lebenswasser, p. 49
[55] Phillips, Een kleine geschiedenis van wijn, p.55
[56] Schultz, ‘Wine and strong drink’, p. 938
[57] Uit de Minhot IX,10 herleidt Goor adviezen voor het wijnmaken. Goor, Geschichte des Weines, p.8, daarnaast zijn er bijvoorbeeld de adviezen van Cato.
[58] Blaschke, Lebenswasser p. 53
[59] Dalmann, Arbeit und Sitte, p. 75. Lora was de 2e persing van de druiven vermengt met water, eventueel werd deze gerijpt tot azijn. Een andere drank welke als conserveringsmiddel werd gebruikt was een wijn omgevormd tot azijn. Werd dit gemengd met water gedronken dan had het de naam Posca. De drank bevatte minder alcohol dan wijn, niet alle smaakkwaliteiten van wijn waren verdwenen. Het was vaak betrouwbaarder dan water. Joh. 19:29 “Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond.”
[60] Bittlinger, Wein und Weinbau in der Bibel, p. 47
[61] Goor, Geschichte des Weines, p.7. Er wordt in het bijzonder gesproken over rode wijn. ( Nida IX,11)
[62] De tannine in de schil en de pit geeft de wijn een zijn langere levensduur.
[63] Bittlinger, Wein und Weinbau in der Bibel, p.47
[64] Blaschke, Lebenswasser, p. 65-68, Dalman, Arbeit und Sitte,p. 369
[65] Philips, Een kleine geschiedenis van wijn, p. 56
[66] De beschrijving van witte wijnen is in Bijbelse bronnen niet te vinden. In Rabbijnse teksten is wel sprake van witte en heldere wijn. D. Baly, ‘Wine’, in: W. Bromiley et al, International Standard Bible Encyclopedia, volume four: Q-Z, Chigago, 1977 – 1988, p. 1068
[67] Younger, Men, Gods and Wine, p. 74
[68] Philips, Een kleine geschiedenis van wijn, p. 66
[69] Müller geeft in de Neues Bibel-Lexikon (1988 – 2001) p. 1072 aan dat in dergelijke hete zones het verbouwen van witte wijnen problematisch en ongebruikelijk was. In de Bijbel werd er alleen rode wijn geschonken. De schrijver onderbouwt zijn mening met de vergelijking met druivenbloed Genesis 49:11. Het bewijs hiervoor wordt gezocht in de vondst van een wijn kan met daarop de inscriptie yyn khl. Mogelijkerwijze was dit een donkerzwarte druivensoort. Tevens gaat de auteur er van uit dat de kleur van de wijn echter niet zo donker zijn als onze huidige wijnen. De auteur gaat er van uit dat er maximaal rosé wijn te maken was. Dit is echter onjuist. In hoger gelegen gebieden of vlak bij zee zal witte wijn geproduceerd kunnen zijn.
[70] Philips, Een kleine geschiedenis van wijn, pp. 56 - 58
[71] Bitlinger, Wein und Weinbau in der Bibel, p. 70
[72] Philips, Een kleine geschiedenis van wijn, p. 64
[73] Naast de toevoeging van hars, was de toevoeging van loodacetaat een middel om most of wijn te conserveren. Kreiskott, Der Wein – eine arznei von der Antike bis zur gegenwart, Wiesbaden, 1983, pp. 36 - 39
[74] Mc Govern, Ancient wine, p. 236
[75] Cato 97,9 in: Philips, Een kleine geschiedenis van wijn, pp. 56 - 58
[76] Youger, Men, Gods and Wine, p. 73
[77] Plinius geciteerd in Philips, Kleine geschiedenis van wijn, p. 64
[78] Vergelijk ook de geschriften van Cato, ‘De agricultura’ CXII.I en CVI in: Cato & Varro, De re rustica, trans. Hooper & Ash, London, MCMLXVII
[79] Bitlinger, Wein und Weinbau in der Bibel, P. 39 en P. 71
[80] Bittlinger, Wein und Weinbau in der Bibel, p. 47
[81] McGovern, Ancient Wine, p. 235
[82] Schultz, Wine and strong drink, p. 936
[83] Dalmann, Arbeit und Sitte, p. 374
[84] Bittlinger, Wein und Weinbau in de Bibel, p. 47 De beste wijnen zullen vanwege de beperkte afdichting waarschijnlijk tot 5 jaar houdbaar zijn geweest. Zoals blijkt uit bijvoorbeeld een wijnlijst van het hof van Toetanchamon, waarbij de wijnen niet ouder waren dan 5 jaar.
[85] Younger, Men, Gods and Wine, p. 75
[86] Dalmann, Arbeit und Sitte, p. 374
[87] Cato, ‘De agricultura’ CXIII.I, p. 103